2

Samenwerken aan herstel

Samen werken aan herstel: hoe pak je het (niet) aan?

door Mr. Pieter van Deurzen, La Gro Advocaten.

Recent kreeg ik een memo onder ogen van een regionale instelling in de gezondheidszorg. De inhoud van het memo had betrekking op het nieuw te voeren ziekteverzuimbeleid binnen de instelling. Kennelijk was het verzuimpercentage aan de hoge kant. De instelling wilde met het memo bij haar medewerkers het hoge verzuim onder de aandacht brengen. De instelling koos ervoor om in het memo de arbeidsethos/-moraal van haar werknemers aan de kaak te stellen.

De boodschap was helder: ziekmelden staat gelijk aan contractbreuk. Als een medewerker zich ziek meldt, pleegt hij contractbreuk en kom je de (arbeids)overeenkomst niet na. Ziekteverzuim heeft stevige financiële consequenties en dient daarom te worden verlaagd. In het memo werd gesuggereerd dat medewerkers zich vaak ten onrechte ziekmelden en de werkgever daarmee benadelen.

Ik zal hierna eerst de juridische context bespreken van de ziekmelding in relatie tot de arbeidsovereenkomst. Daarna zal ik ingaan op de wijze van communiceren binnen deze instelling: “ziekte overkomt je en verzuim is een keuze”.

In Nederland heeft de wetgever ervoor gekozen om de financiële last van ziekte de eerste 104 weken bij de werkgever te leggen. Pas daarna kan er een beroep worden gedaan op de algemene sociale voorzieningen. Gedurende de eerste twee jaar moeten de werkgever en werknemer eerst samen aan herstel werken met hulp van de arbodienst. Het doel is er primair op gericht om de werknemer terug te laten keren op zijn eigen plek. Als dat niet meer tot de mogelijkheden behoort, dient de werkgever gedurende de eerste twee jaar ook de mogelijkheden buiten de organisatie te onderzoeken.
Als de werknemer niet meer zijn oorspronkelijke, bedongen arbeid kan verrichten, dient naar andere passende arbeid te worden gezocht. Al met al rust er op beide partijen een behoorlijk zware inspanningsverplichting om aan het herstel (mee) te werken. Er staan zelfs sancties op overtreding van de re-integratieplicht. De werkgever kan een loonsanctie van het UWV opgelegd krijgen: de werkgever moet in dat geval na afloop van 104 weken nog een jaar extra het loon door betalen. De werknemer kan zijn aanspraak op loon verliezen en kan zelfs ontslagbescherming verliezen als hij niet meewerkt aan re-integratie. De wet bepaalt immers dat een werknemer die niet meewerkt aan re-integratie, niet meer beschermd wordt door het opzegverbod bij ziekte.

Voor beide partijen zijn de belangen dus groot. Niet meewerken kan vergaande consequenties hebben. Het komt natuurlijk voor dat partijen van mening verschillen over de inzet van de ander. Het UWV kan dan uitkomst bieden. Zowel de werkgever als de werknemer kunnen een second opinion bij het UWV vragen met betrekking tot de inspanningen van de ander.
Een hoog ziekteverzuim kost de werkgever veel geld. Het loon wordt doorbetaald zonder tegenprestatie en ook in organisatorisch opzicht zijn wellicht kostbare wijzigingen nodig. Werkgevers doen er verstandig aan om in overleg met de arbodienst en OR beleid te voeren gericht op het verlagen van het verzuim. Een goede relatie met de arbodienst is belangrijk om snel en adequaat te kunnen reageren op ziekmeldingen. Ook de inrichting van de werkplek, werkroosters, werkdruk en sfeer op het werk zijn van invloed op het verzuim. De werkgever kan daarin zelf actief sturen. De werkgever kan alleen niet het gedrag van haar werknemers aansturen. Als werknemers zich (te) snel ziekmelden kan het lastig zijn om een cultuurverandering teweeg te brengen. Hoe verander je de moraal op de werkvloer?

Me dunkt dat deze instelling op de verkeerde weg zit. Van het memo gaat geen enkele prikkel uit om gezamenlijk naar een lager verzuim te werken. Het memo wekt de indruk dat de instelling van mening is dat vaak sprake is van onterechte ziekmeldingen. Het memo benadrukt vooral de gewenste omslag in denken bij de medewerkers en gaat nagenoeg volledig voorbij aan de rol van de werkgever.

De stelling ‘ziekmelden is contractbreuk’ gaat bovendien veel te kort door de bocht. Ziekmelden leidt ertoe dat de werknemer geen arbeid kan verrichten. Deze tekortkoming kan de werknemer echter niet worden ‘toegerekend.’ Van contractbreuk ofwel wanprestatie is derhalve geen sprake. Het heeft er alle schijn van dat deze werkgever zijn werknemers op onheuse wijze angst probeert in te boezemen.

Work engagement en Vitaliteit

Work engagement en Vitaliteit: van betrokken medewerkers naar bevlogen werknemers.

U kent die medewerker wel, gemotiveerd, toegewijd en opgaan in het werk. Als manager of directeur wenst u een batterij van deze medewerkers, maar wees op uw hoede. De valkuil is dat deze medewerker een burn-out kan krijgen en dan zijn de rapen echt gaar. Er kan dan vele maanden ziekteuitval optreden en door de doorbetalingsverplichting krijgt het bedrijf een grote kostenpost, wat in het ergste geval kan uitmonden in een WIA-uitkering, die het bedrijf op dit moment ongeveer 12 jaarsalarissen kan kosten.

Ziekteuitval door burn-out was een onderzoek waard en paradoxaal genoeg bleek uit onderzoek, dat bevlogenheid de positieve tegenhanger te zijn van burn-out. Dr. Arnold B. Bakker, sinds 2009 hoogleraar op de EUR, heeft door zijn onderzoek naar burn-out het WEB-model (Werkstressoren – Energie – Bronnen) ontwikkeld, waarbij men kan meten welke factoren er zijn die de bevlogenheid van de werknemers positief of negatief beïnvloeden en hoe ze in hun vel zitten. Naast deze mentale zaken worden ook fysieke tests afgenomen. Opgeteld ontstaat een helder beeld van iemands vitaliteitsgehalte. Dit kan bedrijfbreed losgelaten worden, maar ook op  afdelingsniveau.

Woensdag, 13 juni 2011, kregen de Register Adviseurs IGM (RAIGM) – in het kader van Permanente Educatie georganiseerd door Avans+ Hogeschool – een college van professor Bakker van een dikke 1 ½ uur over Work Engagement of te wel Bevlogenheid. Het was een heel interessant college, de tijd vloog voorbij ook al door de bevlogen wijze waarop de kernzaken – wat is bevlogenheid, hoe breng je dit in kaart en wat kan je als bedrijf ermee – gepresenteerd en toegelicht werden.

Het allereerste WEB-model is in de loop der jaren behoorlijk bijgeschaafd, aangezien de onderzoeken steeds nieuwe vragen opriepen en om oplossingen vroegen.
Bij bevlogenheid gaat het om een “een positieve gemoedstoestand van opperste voldoening ten aanzien van het werk die wordt gekenmerkt door vitaliteit, toewijding en absorptie (Schaufeli &Bakker, 2001, 2004, in druk)”.
De modellen van UBES (Utrechts Bevlogenheid Schaal) tot het JD-R-model (Job Demands en –Resources) om bevlogenheid te meten en te valideren werden steeds meer verfijnd met name ten aanzien van Vitaliteit, Toewijding en Absorptie. De modellen zijn o.a. gevalideerd in China, Japan, Zuid-Afrika, Spanje, Griekenland, Finland en Nederland.
Onderzoek suggereert dat bevlogen werknemers niet alleen beter presteren, maar een reeks aan gedragingen laten zien die goed zijn voor henzelf en voor de organisatie. Bevlogen werknemers blijken creatief te zijn (Hakanen e.a., 2008; Schaufeli e.a., 2006b), actief leergedrag te vertonen (Bakker & Demerouti, 2009b), en proactief gedrag te laten zien (Sonnentag, 2003). Deze bevindingen wijzen erop dat bevlogen werknemers geen passieve rol aannemen, maar juist actief hun werkomgeving veranderen. Hulpbronnen in de werkomgeving leiden niet alleen tot meer bevlogenheid en betere prestaties, maar ook omgekeerd: bevlogenheid en prestaties leiden ook tot meer hulpbronnen. Vandaar dat er een ‘feedback loop’ is opgenomen in het model van bevlogenheid.
Het bevlogenheidmodel laat zien hoe kenmerken van de werkomgeving van invloed zijn op bevlogenheid, en hoe bevlogenheid er voorts toe leidt dat werknemers goed presteren en een positieve spiraal in gang zetten. De sociale context van werk komt hierin deels tot uitdrukking. Sociale steun van collega’s en feedback van de leidinggevende zijn bijvoorbeeld belangrijke voorspellers van bevlogenheid. Naast deze sociale hulpbronnen beschikken werknemers over hulpbronnen op het niveau van de taak (zoals autonomie en afwisseling, taakidentiteit) en de organisatie (rolduidelijkheid, beloning).
Mensen kunnen elkaar echter ook direct enthousiasmeren, en beter laten presteren.

Eerder Amerikaans laboratorium onderzoek bij studenten heeft duidelijk gemaakt dat zowel positieve als negatieve emoties overdraagbaar zijn en bij anderen soortgelijke gevoelens kunnen oproepen. Uit onderzoek in organisaties blijkt dat dit crossover fenomeen ook van toepassing is op de werksituatie (Bakker, Westman & Van Emmerik, 2009).
Waar wordt gewerkt wordt doorgaans samengewerkt. Het merendeel van prestaties wordt zelfs geleverd door groepen (Demerouti & Bakker, 2006). Werk is dus een sociale bezigheid, waarbij we veelal van elkaar afhankelijk zijn. In dagelijkse interacties wisselen we ideeën uit, steunen we elkaar, en bespreken we oplossingen voor gerezen problemen. Tijdens deze interacties is de kans op ‘besmetting’ met elkaars emoties het grootst. Barsade (2002) liet in haar experimentele onderzoek zien dat mensen die met elkaar moesten samenwerken elkaar besmetten met hun positieve en negatieve stemmingen. Positieve emotionele besmetting leidde tot verbeterde samenwerking, minder ruzie en verbeterde prestaties, onafhankelijk van de wijze waarop dit werd vastgesteld (via zelfoordelen, oordelen van de andere groepsleden, of door externe beoordelaars van video‐opnames). Zou het echt waar zijn dat louter een glimlach al een glimlach bij een collega kan oproepen, en indirect kan bijdragen aan betere prestaties?

Conclusie
De conclusie is dat bevlogen werknemers ook anderen enthousiast maken over hun werk, en beter laten presteren. Daarbij geldt dat de aanstekelijkheid van bevlogenheid zich niet beperkt tot collega’s op het werk. Bevlogen werknemers hebben ook bevlogen partners. Kortom, bevlogenheid is weliswaar het resultaat van een gebalanceerde werkomgeving en eigen initiatief, maar wordt mede bepaald door anderen in onze sociale omgeving.
Lees “Bevlogen van Beroep”: de Rede ter gelegenheid van de aanvaarding van het ambt van Hoogleraar in de Arbeids- en Organisatiepsychologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op 5 juni 2009.

Na een heerlijk Italiaans buffet kwam vervolgens Frank Molenaar – trainer/coach van Molenaar & Molenaar – een presentatie geven over: “Vitaliteit, manage your energy”.
Zijn presentatie ging dieper in op de vraag, of wij wel bewust omgaan met onze energie en dus vitaal ( één van de subschalen in het model van professor Bakker) bezig zijn. Het komt hierop neer, dat we ongeveer 8 uren moeten slapen, 8 uren moeten ontspannen en 8 uren aan het werk zijn. Iedere andere verhouding hierin kan grote gevolgen hebben voor het werk en dus voor het verlangde resultaat door de werkgever. Bedrijfsdoelstellingen kunnen op de lange duur dus niet gehaald worden, als je vooral niet voldoende slaapt. Ook je levensstijl, de BRAVO-onderwerpen, spelen hier een rol in nu we tot onze 70ste jaar door zullen werken, omdat het sociale zekerheidsbestel ons daartoe dwingt en er arbeidsmarktkrapte zal zijn.

Al met al was het een zeer interessante en leerzame PE-bijeenkomst en werkgevers: “Bevlogenheid kan gecreëerd worden (Job Crafting)”, dus van betrokken medewerkers naar bevlogen werknemers, heeft u die ambitie?