Work engagement en Vitaliteit

Work engagement en Vitaliteit: van betrokken medewerkers naar bevlogen werknemers.

U kent die medewerker wel, gemotiveerd, toegewijd en opgaan in het werk. Als manager of directeur wenst u een batterij van deze medewerkers, maar wees op uw hoede. De valkuil is dat deze medewerker een burn-out kan krijgen en dan zijn de rapen echt gaar. Er kan dan vele maanden ziekteuitval optreden en door de doorbetalingsverplichting krijgt het bedrijf een grote kostenpost, wat in het ergste geval kan uitmonden in een WIA-uitkering, die het bedrijf op dit moment ongeveer 12 jaarsalarissen kan kosten.

Ziekteuitval door burn-out was een onderzoek waard en paradoxaal genoeg bleek uit onderzoek, dat bevlogenheid de positieve tegenhanger te zijn van burn-out. Dr. Arnold B. Bakker, sinds 2009 hoogleraar op de EUR, heeft door zijn onderzoek naar burn-out het WEB-model (Werkstressoren – Energie – Bronnen) ontwikkeld, waarbij men kan meten welke factoren er zijn die de bevlogenheid van de werknemers positief of negatief beïnvloeden en hoe ze in hun vel zitten. Naast deze mentale zaken worden ook fysieke tests afgenomen. Opgeteld ontstaat een helder beeld van iemands vitaliteitsgehalte. Dit kan bedrijfbreed losgelaten worden, maar ook op  afdelingsniveau.

Woensdag, 13 juni 2011, kregen de Register Adviseurs IGM (RAIGM) – in het kader van Permanente Educatie georganiseerd door Avans+ Hogeschool – een college van professor Bakker van een dikke 1 ½ uur over Work Engagement of te wel Bevlogenheid. Het was een heel interessant college, de tijd vloog voorbij ook al door de bevlogen wijze waarop de kernzaken – wat is bevlogenheid, hoe breng je dit in kaart en wat kan je als bedrijf ermee – gepresenteerd en toegelicht werden.

Het allereerste WEB-model is in de loop der jaren behoorlijk bijgeschaafd, aangezien de onderzoeken steeds nieuwe vragen opriepen en om oplossingen vroegen.
Bij bevlogenheid gaat het om een “een positieve gemoedstoestand van opperste voldoening ten aanzien van het werk die wordt gekenmerkt door vitaliteit, toewijding en absorptie (Schaufeli &Bakker, 2001, 2004, in druk)”.
De modellen van UBES (Utrechts Bevlogenheid Schaal) tot het JD-R-model (Job Demands en –Resources) om bevlogenheid te meten en te valideren werden steeds meer verfijnd met name ten aanzien van Vitaliteit, Toewijding en Absorptie. De modellen zijn o.a. gevalideerd in China, Japan, Zuid-Afrika, Spanje, Griekenland, Finland en Nederland.
Onderzoek suggereert dat bevlogen werknemers niet alleen beter presteren, maar een reeks aan gedragingen laten zien die goed zijn voor henzelf en voor de organisatie. Bevlogen werknemers blijken creatief te zijn (Hakanen e.a., 2008; Schaufeli e.a., 2006b), actief leergedrag te vertonen (Bakker & Demerouti, 2009b), en proactief gedrag te laten zien (Sonnentag, 2003). Deze bevindingen wijzen erop dat bevlogen werknemers geen passieve rol aannemen, maar juist actief hun werkomgeving veranderen. Hulpbronnen in de werkomgeving leiden niet alleen tot meer bevlogenheid en betere prestaties, maar ook omgekeerd: bevlogenheid en prestaties leiden ook tot meer hulpbronnen. Vandaar dat er een ‘feedback loop’ is opgenomen in het model van bevlogenheid.
Het bevlogenheidmodel laat zien hoe kenmerken van de werkomgeving van invloed zijn op bevlogenheid, en hoe bevlogenheid er voorts toe leidt dat werknemers goed presteren en een positieve spiraal in gang zetten. De sociale context van werk komt hierin deels tot uitdrukking. Sociale steun van collega’s en feedback van de leidinggevende zijn bijvoorbeeld belangrijke voorspellers van bevlogenheid. Naast deze sociale hulpbronnen beschikken werknemers over hulpbronnen op het niveau van de taak (zoals autonomie en afwisseling, taakidentiteit) en de organisatie (rolduidelijkheid, beloning).
Mensen kunnen elkaar echter ook direct enthousiasmeren, en beter laten presteren.

Eerder Amerikaans laboratorium onderzoek bij studenten heeft duidelijk gemaakt dat zowel positieve als negatieve emoties overdraagbaar zijn en bij anderen soortgelijke gevoelens kunnen oproepen. Uit onderzoek in organisaties blijkt dat dit crossover fenomeen ook van toepassing is op de werksituatie (Bakker, Westman & Van Emmerik, 2009).
Waar wordt gewerkt wordt doorgaans samengewerkt. Het merendeel van prestaties wordt zelfs geleverd door groepen (Demerouti & Bakker, 2006). Werk is dus een sociale bezigheid, waarbij we veelal van elkaar afhankelijk zijn. In dagelijkse interacties wisselen we ideeën uit, steunen we elkaar, en bespreken we oplossingen voor gerezen problemen. Tijdens deze interacties is de kans op ‘besmetting’ met elkaars emoties het grootst. Barsade (2002) liet in haar experimentele onderzoek zien dat mensen die met elkaar moesten samenwerken elkaar besmetten met hun positieve en negatieve stemmingen. Positieve emotionele besmetting leidde tot verbeterde samenwerking, minder ruzie en verbeterde prestaties, onafhankelijk van de wijze waarop dit werd vastgesteld (via zelfoordelen, oordelen van de andere groepsleden, of door externe beoordelaars van video‐opnames). Zou het echt waar zijn dat louter een glimlach al een glimlach bij een collega kan oproepen, en indirect kan bijdragen aan betere prestaties?

Conclusie
De conclusie is dat bevlogen werknemers ook anderen enthousiast maken over hun werk, en beter laten presteren. Daarbij geldt dat de aanstekelijkheid van bevlogenheid zich niet beperkt tot collega’s op het werk. Bevlogen werknemers hebben ook bevlogen partners. Kortom, bevlogenheid is weliswaar het resultaat van een gebalanceerde werkomgeving en eigen initiatief, maar wordt mede bepaald door anderen in onze sociale omgeving.
Lees “Bevlogen van Beroep”: de Rede ter gelegenheid van de aanvaarding van het ambt van Hoogleraar in de Arbeids- en Organisatiepsychologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op 5 juni 2009.

Na een heerlijk Italiaans buffet kwam vervolgens Frank Molenaar – trainer/coach van Molenaar & Molenaar – een presentatie geven over: “Vitaliteit, manage your energy”.
Zijn presentatie ging dieper in op de vraag, of wij wel bewust omgaan met onze energie en dus vitaal ( één van de subschalen in het model van professor Bakker) bezig zijn. Het komt hierop neer, dat we ongeveer 8 uren moeten slapen, 8 uren moeten ontspannen en 8 uren aan het werk zijn. Iedere andere verhouding hierin kan grote gevolgen hebben voor het werk en dus voor het verlangde resultaat door de werkgever. Bedrijfsdoelstellingen kunnen op de lange duur dus niet gehaald worden, als je vooral niet voldoende slaapt. Ook je levensstijl, de BRAVO-onderwerpen, spelen hier een rol in nu we tot onze 70ste jaar door zullen werken, omdat het sociale zekerheidsbestel ons daartoe dwingt en er arbeidsmarktkrapte zal zijn.

Al met al was het een zeer interessante en leerzame PE-bijeenkomst en werkgevers: “Bevlogenheid kan gecreëerd worden (Job Crafting)”, dus van betrokken medewerkers naar bevlogen werknemers, heeft u die ambitie?

Stress en Werk

STRESS en WERK: de signalen en stress voorkomen of verminderen!

Stress kan leiden tot hart- en vaatziekten, hoge bloeddruk, maag- en darmklachten, rugklachten, infectieziekten, spierpijn, hoofdpijn, oververmoeidheid, slaapstoornissen, en psychische aandoeningen. Stress kan op het werk niet alleen leiden tot ziekteverzuim en afkeuringen, maar ook tot fouten, ongelukken, conflicten, slechte relaties met klanten, minder productie, ontevredenheid en een sterk verloop van personeel. Ziek worden door stress kan iedereen overkomen; zo’n 10% van de beroepsbevolking heeft serieuze burn-out klachten en loopt risico op langdurig ziek zijn.

Waarom al die stress?
Er wordt hard gewerkt in Nederland. Onze productie is een van de hoogste ter wereld. Dat betekent een (vaak te) hoge werkdruk. Maar een hoge werkdruk leidt niet altijd tot stress. De werkomgeving bepaalt voor een groot deel het ontstaan van werkstress. De volgende factoren spelen daarbij een rol:

  • De arbeidsinhoud (te hoog of te laag werktempo, eentonig werk, gevaarlijk werk).
  • Arbeidsomstandigheden (gebruik van gevaarlijke stoffen, gebrek aan hulpmiddelen).
  • Arbeidsvoorwaarden (flexcontracten, werkonzekerheid, stukloon, slechte werk- en rusttijden).
  • Arbeidsverhoudingen (slecht leidinggeven, onvoldoende sociale ondersteuning, ongewenste intimiteiten, gebrek aan inspraak).
  • Ook weinig mogelijkheden om zelf het werk in te delen en reorganisaties zijn bekende ‘stressoren’. Een manager die het druk, druk, druk heeft in een bevredigende baan ervaart vaak minder stress. De werkbeleving is van belang bij het ontstaan van werkstress.

SIGNALEN
Hoe kan stress worden herkend? Hieronder volgt een lijstje met mogelijke signalen:

  • Lichamelijke klachten als verhoogde bloeddruk, slapeloosheid, hartkloppingen, spierpijn, hoofdpijn, vermoeidheid, maag- en darmstoornissen.
  • Psychische klachten als depressiviteit, gevoelens van machteloosheid, gejaagdheid, snelle geëmotioneerdheid en angst.
  • Gedrag als teveel eten, meer roken, drinken en medicijnen gebruiken, concentratieproblemen, druk praten, veel klagen, cynisme en verbittering.
  • Op het werk: minder productie, materiaalverspilling, meer fouten, besluiteloosheid, minder motivatie, meer kortdurend ziekteverzuim, onderlinge spanningen en conflicten, slechte relaties met klanten en disciplinaire problemen.

STRESS VOORKOMEN
Wat kan de werknemer doen om stress te verminderen en te voorkomen? Zorgen voor een goede gezondheid door te sporten of meer aan lichaamsbeweging te doen, ontspanningsoefeningen te doen, door gezond te eten, niet of minder te roken en te drinken en leren zijn tijd goed in te delen en te benutten (bijvoorbeeld door het volgen van een cursus timemanagement).

Maar het aandacht hebben voor het bestaan van werkstress en een goede aanpak van de oorzaken is zeker ook een zaak van de werkgever. Door goed te onderzoeken hoe de werknemers het werk beleven en welke obstakels er binnen de organisatie onnodige spanningen kunnen veroorzaken draagt de werkgever bij tot het voorkomen en wegnemen van stress op het werk.

Concrete activiteiten die het bedrijf kan uitvoeren zijn bijvoorbeeld:

  • Het onderwerp bespreekbaar maken.
  • Werknemers de mogelijkheid bieden zich te laten bijscholen, waarmee hun vermogen zich te ontwikkelen vergroot wordt; op die manier wordt het werk voor hen interessanter.
  • Regelmatig en open werkoverleg, waarmee de betrokkenheid van de werknemers en daardoor de kwaliteit van het werk toeneemt.
  • Werk op tijd te plannen en een werkindeling te maken die voor iedereen duidelijk en haalbaar is.
  • Werknemers ondersteunen bij emotioneel ingrijpende gebeurtenissen (agressieve klanten, conflicten, ongelukken).
  • Een sfeer scheppen waarin de privé-omstandigheden van de werknemers op het werk bespreekbaar zijn.
  • Onderzoek doen naar de werkbeleving.
  • Snel reageren op ongewenste zaken of gebeurtenissen binnen het bedrijf.
  • Een goed gezondheidsbeleid voeren waarin ook aandacht is voor stress en de preventie ervan.
  • Balans zoeken tussen werkdruk, werksituatie en ontspanning (privé).

Valt een werknemer uit wegens burn-out, dan kan dit behoorlijke financiële consequenties hebben. Als werkgever heeft u te maken met zorgplicht voor uw werknemer –> lees dit artikel!

WERKEN BIJ WARM WEER

De zomermaanden zijn aangebroken. De winterdepressie is als sneeuw voor de zon verdwenen en met een beetje geluk hebben we nog veel mooie dagen voor de boeg. Maar wanneer is het te warm om te werken. En wat moet u als werkgever dan doen?

Wanneer is het te warm om te werken?

  • Bij zittend kantoorwerk treedt alarmfase rood in als de temperatuur op de werkplek boven de 30 graden komt.
  • Voor licht ander werk is dat 28 graden .
  • Bij intensief of zeer intensief werk binnen (lees: zwaar of heel zwaar werk) zijn extra maatregelen nodig als het kwik boven de 26 respectievelijk 25 graden komt, als er tenminste een ventilator aan staat die de lucht constant in beweging houdt.

Maatregelen

  • korter werken en/of vaker pauzeren in koele ruimtes;
  • zwaar werk uitstellen;
  • gelegenheid tot vaker douchen en omkleden, aangepaste kleding dragen;
  • veel (sportdrank) drinken;
  • warmte producerende automaten zoveel mogelijk uitzetten;
  • zonwering toepassen;
  • platte daken nathouden ter koeling;
  • extra ventileren en het liefst airco installeren.

Werken in de buitenlucht
Buiten is het meestal niet zo warm als binnen. Wel is daar het risico van huidkanker veel groter. Een aantal vuistregels:

  • niet in de zon tussen 12.00 en 15.00 uur (aangepaste werkplanning);
  • zorg voor afscherming tegen de zon;
  • beschermende kleding;
  • een pet of helm met nekflap;
  • elke 2 uur insmeren met minimaal factor 10 (vaker als je veel zweet);
  • naar de dokter als een moedervlek verandert of een zweertje niet overgaat.

Of de straling van de zon gevaarlijk is, hangt ook af van uw huidtype; heeft u een lichte huid en rossig haar dan is extra bescherming aan te raden.

Wat gebeurt er met me als het erg warm is?
Als het erg warm wordt, reageert ons lichaam met verwijden van de bloedvaten in de huid. Het probeert zo de warmte sneller af te voeren door het bloed sneller te laten stromen. Het hart gaat sneller kloppen en moet dus harder werken. De huid wordt roder en we gaan zweten. Door zweten wordt warmte onttrokken aan de huid en we koelen af. Bij hoge temperatuur en stilstaande lucht kunnen we onze warme niet goed afvoeren en stijgt onze lichaamstemperatuur. Dat kan slecht zijn voor de gezondheid. Daarbij gaat het niet alleen om de temperatuur, maar ook om de luchtvochtigheid.

Wat zijn de risico’s van warmtebelasting?
Warmtebelasting kan de volgende klachten veroorzaken:

Hitte-uitslag
Huidaandoeningen zoals jeuk en blaasjes-uitslag. Dit komt omdat bij een langdurig natte huid de afvoergangen van de zweetklieren verstopt raken.

Hitte-kramp
Kramp in de spieren ontstaat wanneer we door zweten teveel zout verliezen. Hitte-oedeem, ophoping van vocht in onderhuids weefsel, ontstaat door overmatige vaatverwijding in de huid.

Hitte-uitputting door uitdroging
Dit gebeurt als er vocht verloren gaat door zweten en niet voldoende vervangen wordt. Drinken is dan erg belangrijk. Teveel vochtverlies leidt tot een snelle hartslag, verminderde weerstand en slechtere concentratie.

Hitte-syncope (bewusteloosheid)
Dit ontstaat wanneer er onvoldoende doorbloeding is naar de hersenen, waardoor iemand flauwvalt. Op zo’n moment is teveel bloed nodig in de huid om zweten mogelijk te maken. Gaat meestal gepaard met hoofdpijn, misselijkheid en diarree.

Hitte-beroerte
Het meest ernstige effect. Treedt op als de inwendige temperatuur van het lichaam boven de 41 graden komt. Verschijnselen: rode en droge huid, krampen, stuiptrekkingen en verlies van bewustzijn.

Daarnaast neemt bij verminderde concentratie de kans op ongelukken toe. Voor bepaalde beroepsgroepen houdt dit grote risico’s in. Denk bijvoorbeeld aan een hoogwerker of een buschauffeur.

Extra risico: pas ziek geweest!
Let extra op wanneer bij u een of meer van de volgende kenmerken gelden:

  • U heeft een ziekte, bijvoorbeeld suikerziekte, een hartaandoening of longaandoening
  • U bent pas ziek geweest en bent nog niet helemaal ‘de oude’
  • U heeft een hoge bloeddruk
  • U bent zwanger
  • Er is sprake van overgewicht (u bent te dik)
  • U heeft een gevoelige huid
  • U gebruikt geneesmiddelen
  • Uw conditie is niet optimaal.

Al deze kenmerken kunnen ervoor zorgen dat een mens minder goed tegen hitte kan dan normaal. Raadpleeg bij twijfel uw arts of de bedrijfsarts.

Vanuit de Arbowetgeving staat in het Arbobesluit – art. 6.1 – dat de temperatuur op de werkplek niet nadelig mag zijn voor de gezondheid. Ook andere fysisische factoren zoals kou, tocht, luchtvochtigheid etc. worden nader beschreven. Lees meer

Voor inlichtingen of contact: ga naar de contactpagina

Gezonde Bedrijven, Gezonde Werknemers

GEZONDE BEDRIJVEN, GEZONDE WERKNEMERS

Wetenschappelijk onderzoek naar bedrijfsgezondheidsbeleid!

Gezondheid is steeds meer een aangelegenheid die niet alleen privé is, maar ook bedrijven aangaat. Een gezond en vitaal bedrijf maakt immers minder kosten.
TNO onderzoekt in hoeverre bedrijfsgezondheidsbeleid of Integraal Gezondheidsmanagement (IGM) daadwerkelijk leidt tot een verlaging van het verzuim onder werknemers.
Het onderzoek richt zich op gezondheid en verzuim van werknemers. Centrale vraag van het onderzoek is: wat is de invloed van het gedrag van werknemers en werkgevers en zorgverleners op gezondheid en ziekteverzuim van werknemers? Bijna 1600 werknemers nemen deel aan deze studie.
Er is informatie verzameld over o.a. arbeidsomstandigheden en werkgeversbeleid waarmee werknemers worden geconfronteerd en de gezondheid van werknemers; op basis van deze informatie worden secundaire analyses gemaakt.
De deelnemende werknemers zijn de afgelopen jaren gevolgd; onderzoekers kijken naar verzuimgedrag, werkgeversbeleid en contact met zorgverleners. Hierdoor wordt meer inzicht verkregen in hoe arbeid en gezondheid elkaar beïnvloeden. Deze studie vormt een basis waarop TNO in de komende tijd een aantal secundaire analyses zal uitvoeren die tot meer inzicht leiden in de invloed van gedrag van werknemers, werkgevers en zorgverleners op de gezondheid en het verzuim in Nederland.

Vrouwen fitter, mannen stressbestendiger
Mannen gaan beter om met stress dan vrouwen. Daardoor zijn zij vitaler en beter inzetbaar op het werk. Dit blijkt uit LifeGuard’s jaarlijkse BedrijfsGezondheidsIndex 2006 (BGI), een onderzoek onder ruim 4000 werknemers van 39 bedrijven uit verschillende sectoren. Dit jaar is vooral gekeken naar de verschillen tussen mannen en vrouwen. Vrouwen zijn over het algemeen juist fitter, eten gezonder en drinken minder alcohol.
Mannen scoren beter op ‘omgaan met stress’ dan vrouwen. Mannen zeggen, vaker dan vrouwen dat doen, moeilijke situaties in het werk goed aan te kunnen. Ook pakken mannen problemen vaker ‘actief’ en doelgericht aan. Vrouwen blijken bij problemen iets afwachtender dan mannen en scoren daardoor lager op dit punt. De manier waarop iemand omgaat met stress is van invloed op zijn of haar vitaliteit, geestelijke gezondheid en werkvermogen.
Op een groot aantal punten scoren vrouwen juist hoger dan mannen. Zo is de lichamelijke fitheid van vrouwen beter dan die van mannen; ze zijn gemiddeld sterker en leniger. Vrouwelijke werknemers ontbijten vaker, eten meer vezelrijk voedsel en kiezen vaker voor producten met een laag vet- of cholesterolgehalte. Ook scoren vrouwen beter op alcoholgebruik. Ze drinken minder alcohol dan hun mannelijke collega’s; minder vaak en in kleinere hoeveelheden.
In een aantal gevallen gaat de score gelijk op. Uit het onderzoek blijkt dat zowel 25% van de vrouwen als van de mannen rookt. ‘Te lekker’ is de belangrijkste reden om niet te stoppen. Voor bewegen geldt dat 38% van de deelnemers voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen en dagelijks tenminste dertig minuten lang een matig inspannende activiteit verricht. 64% van de deelnemers wil meer gaan bewegen, waarbij ‘niet genoeg tijd’ de belangrijkste reden is om dit niet te realiseren. Tot slot zegt 57% van de deelnemers af te willen vallen, net als vorig jaar.